Onmacht…
Onmacht. Dat is wat ik voel. Ik lig in een bed, een vreemd bed. Mijn eigen lakens, maar toch. Mijn eigen spullen staan om mij heen, maar in een vreemde kamer. Het uitzicht dat ik mijn hele getrouwde leven lang had, vanaf de bank in mijn woonkamer in een andere stad, heb ik niet langer meer. Nu kijk ik uit op een weg, vanuit een vreemde kamer, in een vreemd gebouw, in een andere stad. Ik ken niemand. En ik wil ook niemand kennen. Ik wil naar huis, naar mijn man. Of mijn ouders. Maar ze zeggen dat zij er al lang niet meer zijn. Ik wil niets anders behalve dit. Ik ga in mijn bed liggen, met de dekens om mij heen, om aan dit ontvreemde gevoel te ontkomen. Ik wil dit niet voelen, ik wil hier niet zijn. Maar het overheersende gevoel van machteloosheid ís er, het is zo intens aanwezig.
Geluiden…
Ik hoor vreemde geluiden, geluiden die mij onbekend zijn. Geluiden van andere mensen. Ik ben gewend te leven met mijn man, de kinderen zijn al lang het huis uit. En ineens ben ik hier, tussen mensen die de weg ook niet meer weten, tussen zusters die mij vertellen wat ik moet doen.
De geluiden komen dichterbij en de deur gaat open. Daar staat er weer zo een, zo’n zuster die wil dat ik mijn bed uit kom en ga douchen. Mezelf klaar maak om ‘’gezellig’’ te gaan ontbijten. Rot op! Ik wil helemaal niet ‘’gezellig’’ ontbijten met iedereen. Ik wil hier niet zijn, ik wil mijn veiligheid terug, ik wil naar huis!
Woede…
De zuster trekt de dekens van mij af en verzoekt mij nogmaals uit bed te komen. Ook al probeert ze het nog zo aardig, ik voel alleen maar woede ontstaan. Ze wíl iets van mij, maar ze ziet niet dat ik iets van haar nodig heb. Iets dat ik mijzelf niet meer kan geven. Veiligheid, vertrouwdheid. Alles is van mij afgenomen. Waarom voelt zij niet wat ík nodig heb? Ik wíl helemaal niet mee! De gordijnen worden open getrokken en ik word nog bozer. Ik stap uit mijn bed en de zuster denkt mij gelijk mee te kunnen nemen naar de badkamer. Mooi niet! Laat me met rust, ik heb het altijd zelf gedaan, dus kom mij vooral niet vertellen wat ik wel of niet moet doen! Ik roep ‘’flikker op!’’ en ik voel dat haar houding veranderd. Ze wordt standvastiger en probeert met mij met tactieken zo ver te krijgen alsnog mee te gaan. ‘’rot op!’’ roep ik nogmaals maar ze luistert niet en er verschijnt nog een zuster om de hoek van mijn kamerdeur. Nóg een onbekend gezicht, nóg iemand die iets van mij wil! Nu explodeert mijn woede en ik word écht boos, ik begrijp ook niet waarom ze mij niet met rust laten, ik wíl dit alles helemaal niet. Ik schreeuw, maar ze luisteren niet. Ze luisteren niet écht naar mij. Ik voel me zo onmachtig en ik sla. Ik gil en ik sla. Ik weet niets anders te doen dan dat. De tweede zuster komt er bij en ik zie een zakje medicijnen. Of ik even rustig wil doen en de medicijnen wil innemen. Dan voel ik me straks echt beter. Nóg meer dat ze van mij willen. Ik sla en ik duw nog een keer en ik zie dat de zusters nu echt schrikken. Dit mag ik echt niet doen, hoor ik ze zeggen, maar in plaats van dat ze voelen en geven wat ik nu écht nodig heb, lopen ze verschrikt mijn kamer uit.
Alleen…
En ik ben alleen… opnieuw alleen in deze onbekende stad. In dit vreemde gebouw, in deze vreemde kamer, met bekende spulletjes. Ik kijk weer naar buiten en zie een ander uitzicht dat ik gewend ben. Ik ga in het bed liggen, het bed dat ik niet ken. Al heeft het mijn eigen lakens. Maar toch….